Het ontstaan van kristallen

Mineralen vormen het hart van de aarde, waaruit alles groeit. De aarde bestaat voor 75% uit kristallen. De aardkorst zelf bestaat voornamelijk uit siliciumdioxyde, een verbinding van silicium en zuurstof i.c.m. zes andere veel voorkomende elementen: aluminium, ijzer, calcium, natrium, kalium en magnesium. Deze chemische mengelmoes vormt de basis voor de grote verscheidenheid aan kristalkleuren, vormen, afmetingen en hardheden.
De meeste kristallen zijn ontstaan uit hete, vloeibare magma dat wanneer het aan het aardoppervlak komt, afkoelt en zich vormt. Afhankelijk van de omstandigheden worden deze kristallen gevormd. De omstandigheden zijn bijvoorbeeld temperatuur, druk, ruimte en tijd. Wanneer deze omstandigheden veranderen, veranderen ook de kristallen. Daarom zul je nooit eenzelfde kristal vinden.
Kristallen doen er soms miljoenen jaren over om te vormen. Ze gaan er vanuit dat kristallen al bestonden voordat er überhaupt leven was op aarde. Kristallen zijn het DNA van de aarde, het zijn een soort natuurlijke harde schijven waarin de gehele geschiedenis van de aarde ligt opgeslagen. Met deze wetenschap voelt een stuk kristal in je hand al helemaal bijzonder!
Van oudsher worden kristallen al gebruikt voor heling, genezing en communicatie. Volgens legendes was in de oude Atlantis beschaving kristalgenezing een van de voornaamste bronnen van genezing, net als in het oude Egypte. En ook de Romeinen, Grieken, Maya’s en Indianen beschouwden kristallen als heilig en onderdeel van de natuur dat verbinding met het goddelijke mogelijk maakte wat genezing ten goede kwam.
Helaas is veel van deze kennis verloren gegaan en werden rond de 16e eeuw kristalgenezing en natuurgeneeswijzen in het algemeen afgedaan als kwakzalverij. Gelukkig leven we nu in een tijd waarin er weer ruimte komt voor het bestaan van natuurgeneeskunde naast de reguliere geneeskunde.